15 mei 1675, Florence, Coenraad Ruysch
Dewijle de taefel gedeckt wiert, casueel uijt mijn venster leggende, als weetende op die tijt niet anders te doen, passeerde voor bij mijn huijs tusschen 6 sbirri [agenten] een wel gebonden bandit op een paert, dewelcke den eerste was die ick noch in Italie gesien hebbe. Hij hadt geen noodt om wech te loopen, want sijn beenen waeren onder door den buijck van t’ paert vast gevonden, syn handen met een ijseren beugel wel beset, rontom t’ lijf een goet, sterck touw, buyten de armen om wel nauw toegekneepen en aen de sael [het zadel] achter vast gebonden.
Vanuit het raam van zijn gastverblijf in Florence zag Coenraad Ruysch zes agenten voorbijlopen. Op hun paard hadden zij op een bandiet vastgesnoerd.