23 januari 1675, Rome, Coenraad Ruysch
Wij hadde gaerne op de Colunna Trojana gegaen, maer alsoo de selve dicht bij een nonnenclooster staet en t’ selve voor die geene die daer op sijn teenemael ondeckt, soo wert de selve altoos geslooten gehouden. Van de eerste [de erezuil van Marcus Aurelius] hebbe ick een bescrijvinge met alle de printen van ’t bas relief nevens de maeten en van de tweede, soo mij geseijt is, sal over een maent alles uyt koomen.
Coenraad Ruysch had pech. Hij had graag de Colonna Traiana, de erezuil van keizer Trajanus, beklommen, maar dat zat er helaas niet in. Vanuit die hoogte konden bezoekers namelijk gluren naar de nonnen in een nabijgelegen klooster (het Monastero dello Spirito Santo delle Canonichesse Lateranensi?]. En dat was natuurlijk niet de bedoeling. Op een beschrijving van het monument moest Ruysch nog een dikke maand wachten. Dubbel pech.