22 februari 1676, Venetië, Coenraad Ruysch
Wij deden noch eenige andere bootscappen en keerden noch eens naer den ambassadeur, die wij t’ huijs vonden van wie wij seer obligeant onthaelt wierden. Hij ontfonch ons buyten sijn kamer en leijde ons soo verre uijt en deedt ons sitten. Hij seyde ons dat het hem leet was dat hy ons geen paspoort kost geven als Hollanders, oock niet als Maestrichtenaers als wij voorgeslaegen hadden om veel redenen, maer eyndelyck dat hij t’ soude doen als Luykenaers, waer voor wij hem seer bedanckte. […] HIj is een extraordinaris beleeft en hups man en van onse religie. Hij beloofde ons veel kennis en adresse in Vranckrijck.
In 1676 was Frankrijk niet toegankelijk voor Nederlandse reiziger. De Republiek en Frankrijk hadden al sinds 1672 oorlog. Om toch in Frankrijk terecht te komen, liet hij de ambassadeur in Venetië een vals paspoort opstellen, met daarin een andere geboorteplaats: Luik in plaats van Leiden. Zo kon Ruysch de Franse douane gemakkelijker doorkomen.