Geologie en de zondvloed – 6 maart

6 maart 1676, Milaan, Coenraad Ruysch

Vrijdach den 6en ginch ick des morgens aenstonts de heer Settale salueeren, die door Smit van myn komst al geadverteert was. Ick wiert admirabel vriendelijck en beleeft ontfongen met een overtollige demonstratie van vreugde die hy hadde van mij weder te sien. Ick praeten wel drie ueren met hem en wij raeckten op de discourse van de scilpen [schelpen] en hoorens etc. die tegenwoordich in de bergen gevonden werden en de reden die sommige de diluve toescrijven. Hij gaf mij een boeck dat aen hem gescreeven was over dese materie.

In maart 1676 kwam Coenraad Ruysch voor een tweede maal in Milaan aan. De eerste ochtend bezocht hij een oude bekende, de bejaarde geleerde en verzamelaar Manfredo Settala (1600-1680). Aan de hand van de schelpen in Settala’s rariteitenkabinet kwam het tweetal te spreken over het ontstaan van de aarde, waarbij Jacopo Grandi’s De veritate diluvu erbij werd gehaald. Grandi en Settala probeerden de verschillende vondsten in de aardlagen te rijmen met de Bijbel, in het bijzonder de zondvloed van Noach. Een enthousiaste geleerde legde uit.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s