8 maart 1724, Venetië, Jan Alensoon
De stad Venetie legt in de zee, bestaande uijt een groot getal eijlanden, derhalve is sij vol gragten. De straaten zijn seer naauw, de bruggen gaat men met trappen op en af. Op de publique plaatsen of pleijnen, die wel veele dog klijn zijn, staat gemeenlijk een put om soet waater te kunnen hebben, waar op de meest altijd de leeuw van St Marcus gehakt is. Men bevaart deese stad met gondels. De paleijsen en huijsen koomen meest (voornaamentlijk aan ’t Groot Canaal) tot tegen ’t waater aan, soodat men uijt de gondel in huijs of op de trap van het huijs treedt. Dog saar zijn verscheijde gragten daar men aan de eene of ook somtijds aan beijden de kanten op een smalle straat langs de huijsen gaan kan.
Op 8 maart 1724 maakt Jan Alensoon aanstalten om Venetië te verlaten. Voor vertrek maakt hij nog een uitgebreide stadsbeschrijving, waarin hij met name gefascineerd lijkt door de gondels en kanalen van de stad.