25 april 1642, Orléans, Pieter de la Court
Den 25 van Orleans een cabane alleen voor ons om 9 gulden besproken hebbende, alhoewel der twee minnerbroederen in quamen daer wy op wech veel mee praeten, waren goetaerdige doch gants onwetende gesellen, vertelden ons in breet van hare penitentie en wesen ons hare koordekens die sy in de mouwe droegen, daer sy haer mede geesselen. Int afscheiden seide hy my dat het hem leet was dat hy my om de verscheidentheit van religie niet een kleen geschencken mocht doen, (ick meende dat het enige heiligdommen soude geweest syn) sy dragen altyt aen haer syde een groote paternoster met een crucifix en eenige dootshoofden als oock het beelt Maria. Het schynt soo veel als ick hebbe konnen sien, dat sy altyts een doortrapten met een slechten broeder voegen, om dit naeder te ondersoecken hebbe ick altemets den genen die der simpelst wtsag int latyn aengesproken, maer oock bevonden dat hy het niet en verstont soo dat terstont den anderen by my quam voegen om myn te antwoorden.
In april 1642 toerde Pieter de la Court door het Loiregebied. In Orléans deelde hij een slaapplek met twee franciscanen. De la Court moest even controleren of deze monniksorde inderdaad zo slecht Latijn sprak.