12 september 1680, Chiusi Scalo, Laurens Gronovius

Als men van de rivier Chiana den berg opgaet, opt midden van de wech staet een nieuwe kerck, die Franciscaners besitten. In haer convent hebben sij een nieuwe put gegraven, en onder het graven hebben sij gevonden catacumbe, ofte dootplaetsen, onder de aerde. Den uitgang ofte ingang konnen sij niet vinden. Hebben wel een ingang gegraven, alwaer inging en an beide sijde van den ingang sijn twee rijgen [?] om dootkisten in te setten, en ijder graf separaet, soo dat twee dootkisten neffens malkanderen konden geset worden ijder in sijn graf, daer ick tot Romen dat soo pertinent niet sien konde als hier. Daer waeren noch dootshoofden en andere beenen in die graven. Sij hebben mede daer eenige inscriptien gevonden als deze.

Tussen 1679 en 1682 maakte de geleerde Laurens Gronovius een zogenaamde peregrinatio academica, een academische pelgrimage langs de imposante bibliotheken van Parijs, Florence en Rome. Laurens werkte als academisch manusje-van-alles voor zijn broer Jacob, die een paar jaar eerder in Italië was geweest en inmiddels een professoraat in Leiden had. Hij collationeerde manuscripten, pende inscripties over en vergeleek catalogi.

Soms hoorde hij ook over nieuwe vondsten. In het plaatsje Sciusi Scalo, vlakbij Perugia, waren vroegchristelijke catacomben gevonden. Laurens maakte zorgvuldig kopieën van de inscripties.

Overgepende inscripties in het journaal van Laurens Gronovius.