24 oktober 1685, Agen, Wicher Pott

Kan noch niet naelaeten U Ed. te versoecken tot medelijden voor de gereformeerde die tot Groningen mogte komen, want verstae dat menigte door duisent periculen haer vaederlant, goet en vrienden hebben geabandonneert om geen affweringe van religie te doen, welcke meer als twee millioenen sielen gedwongen sijn te doen door noit te vooren <> middelen, van alderhanden dreigen, injurien, afnemen van goederen […] sijnde in geheel Gascogne, Provence, Languedoc, Berry, Dauphnat, etc. gene te vinden die openbaerlijck sich van de gereformeerde religie durft seggen, hoewel van alle die affweringe gedaen hebben geen 5 van religie verandert sijn, maer souden niet naelaeten bij gelegentheit haer ressentiment te tonen.

Op 18 oktober 1685 vaardigde koning Lodewijk XIV het Edict van Fontainebleau uit. Daarmee werden de religieuze vrijheden herroepen die hugenoten sinds lange tijd hadden genoten in Frankrijk. Protestantse vluchtelingen verspreidden zich door Europa. Ook de Nederlandse Republiek, een protestants broederland, kreeg te maken met een toestroom van hugenootse ballingen.

In het najaar van 1685 was de Groningse reiziger Wicher Pott in Frankrijk. Aan zijn vader Pieter schreef hij over de stand van zaken. Na een poos in Parijs en het Loiregebied te hebben doorgebracht, trok hij naar Marseille, waar hij scheep zou gaan richting Italië.

In Agen schreef hij aan zijn vader dat de hugenoten duizend perikelen leden. Mochten er emigrés in Groningen aankomen, dan deed zijn vader er goed aan medelijden te tonen: deze mensen hadden vaderland, goed en vrienden achtergelaten omwille van hun geloof.