19 november 1674, Florence, Coenraad Ruysch
Sijn hoocheid tradte aenstonts naer toe genoechsaem, eer wij ter deegen in de kamer waeren al bij ons sijnde. Naer dat wij ons compliment af hadden geleijt, kreegen wij tot antwoort dat het hem seer aengenaem was luijden van onse natie te sien, te meer om dat hij een particuliere genegenheid voor ons lant ende natie hadde, spruytendede excessive beleeftheden dewelke hij aldaer genooten hadde. Wij antwoorden hier op wederom naer onse beste vermoogen. Naderhandt raeckten de discoursen eerst over de invasie van de Fransen, de inondatie van een groot gedeelte van Holland tot bescerminge van de Republiek, van veele particuliere persoonen die syn hoocheid gekent hadde en ten laetste van de scilders en de kunst, dewelke hij meijnde dat tegen woordich in ons landt boven Italie floreerden. Sijn hoocheid hadt de goetheid van te gedenken aen mijn vader saliger, van dewelke met veel avantagie sprack, en eyndelijck ons dimitteerende [wegstuurde], presenteerden ons waerom wij hem eenichsints van doen hadden, dat hij ons altoos, als wij t’ maer bekent maeckten, dienst soude doen, waer voor wij met een beleeft compliment bedanckende ons afsceyt van sijn voor gemelte hoocheid naemen […] Sijn discours was extraordinaris vriendelijck en famillaer, soekende soo als wij merken kosten de scrupules daer door wech te neemen die iemant in t’ spreeken met soo groote personagie mocht hebben.
Na veel getouwtrek werd Coenraad Ruysch op 19 november 1674 een audiëntie verleend met Cosimo III (1642-1723), groothertog van Florence. Het gesprek ging onder andere over de schade die de Republiek had opgelopen tijdens het Rampjaar twee jaar terug en over de Nederlandse hoogwaardigheidsbekleders die Cosimo had ontmoet tijdens zijn rondreis door Europa in de jaren zestig. Destijds had hij blijkbaar ook Coenraads vader Nicolaas ontmoet. Helemaal bijzonder is dat Cosimo Nederlandse kunstenaars veel hoger achtte dan hun Italiaanse collega’s.

Portret van Cosimo III door Jan Frans van Douven, ca. 1700.