22 november 1675, Napels, Coenraad Ruysch
Vrijdach den 22en ginch ick des morgens met mijn waert het graf van Vergilius sien dat boven aen de mont van de grot of anders de passagie van de Posilipus staet. Wij klommen daer bij door een vigne [wijngaard]. Op het selve, t’ welck als een capelletie is, is bij gevalle een laurier gewassen die seer jeugdich staet. Mijn scribent van de antiquyten en de delicien van Pozzuolo en de Posilipo doet van dit graf een seer pertinente bescrijvingen.
Napels had de educatiereiziger heel wat te bieden: gevaar en avontuur op de Vesuvius, antieke ruïnes in Pozzuoli en Baia en magie en mirakels in de Grotta del Cane. Ook het graf van de beroemde Romeinse dichter Vergilius was een populaire attractie. Coenraad Ruysch maakte een uitstapje naar zijn ‘kapel’, maar deed verder geen verslag. Alle informatie die hij later nodig had, kon hij immers perfect terugvinden in een aangeschafte reisgids.

Tombe van Vergilius.