Bittere kou – 4 december

4 december 1676, La Tremblade, Coenraad Ruysch

Vrijdach den 4en quam mij eyndelijck des morgens ten drie ueren mijn scipper uijt den bedde kloppen, mij de blyde bootscap brengende dat wij vaeren soude, dat de wint heel goet was geworden. Ick kleede mij haest aen en naer een weijnich ontbeete te hebbe, nam ick de reijs aen. Soo ras ick de neus buyten stack, vernam ick een seer bittere en vemente [hevige] koude. Wij mosten wel een groot quartier uers gaen eer wij aen de chaloup [sloep] quaemen, over seer smalle dijckies die tusschen de sout pannen laegen en niet tegenstaende den scipper een lanttaren hadt, was den wech door de grooten donker en koude in de nacht difficiel. Ick vondt dat de chaloup voor aen een kleijn voorondertien hadt. Ick nam t’ selve aenstonts in en deckte mij wel met mijn mantel en nacht tabart, doch niet tegenstaende dit alle leedt ick soo lange wij op het waeter waren soo bitteren koude als ick weete dat ick oijt gevoelt hadden.

De eerste dagen van december 1676 was Coenraad Ruysch gedwongen om te overnachten in La Tremblade. Het weer was slecht en de schipper had tegenwind. Op vier december kon de groep eindelijk vertrekken. Coenraad had het vreselijk koud en verstopte zich in het vooronder, bedekt met een nachttabbaard en een mantel. Een paar dagen later werd hij ernstig ziek en moest hij anderhalve maand herstellen.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s