11 december 1674, Rome, Coenraad Ruysch
Dijnsdach den 11e dito vertrockken wij met den dach en alsoo het seer gesneeuwt hadt, raeckten wij tegens den middach eerst te Roomen en naemen ons logement in Den Koninck van Denemarke, doch alsoo sijn huys vol was, bescickten hij ons kaemers bij provisie over de deur. Wij wierden daedelijck gequelt van staffiers [dienaars] die haer dienst presenteerden en barbers die ons sceeren wilden, als oock wijven die ons linden [linnen] wilde wassen, dat wij resolveerden het heele sootie met gewelt van de trappen te doen dansen en de deur toe te sluijten sonder iemandt meer open te doen.
Bij aankomst in een grote stad zoals Rome namen elitereizigers vaak personeel in dienst. Niet alleen was dat handige voor de nodige hand- en spandiensten, ook verleende het statuur. Bedienden gehuld in dure livrei gaven aan dat hun meester een man van stad was. Coenraad Ruysch was echter niet zo gecharmeerd van de wasvrouwen en bedienden die hun opwachting maakten.