25 augustus 1709, Johan Vegelin van Claerbergen, voor Doornik
’t Schijnt nu regt eernst te werden. Men schiet seer sterk uit de citadellen, niet alleen met steenen die haer reedts beginnen te ontbreeken, maar ook met canon en bomben, van de welke sij meest ijder nagt over de drie hondert goijen, en wel drie, vier, a 500 kanonschoten doen. Dit niet tegenstaende, is ons verlies maer tamelijk.
In de zomer van 1709 reisde de Friese Johan Vegelin van Claerbergen (1690-1773) naar de Zuidelijke Nederlanden om mee te vechten in de Spaanse Successieoorlog. Het geallieerde leger, onder leiding van de hertog van Marlborough en prins Eugenius van Savoye, probeerde vanaf eind juni de stad Doornik in te nemen. Uiteindelijk zou de belegering eindigen in de de zogenaamde Slag bij Malplaquet, volgens Wikipedia op z’n best een pyrrusoverwinning voor de Republiek.
Johan Vegelin van Claerbergen schreef zijn ervaringen op papier, zowel in zijn journaal als in zijn brieven aan vader Hessel (1655-1715). Het bovenstaande fragmentje komt uit een van deze brieven. Hoewel de beschieting spectaculair klinkt, schreef Johan op koele wijze over zijn ervaringen. Op de impliciete vraag of hij kon melden hoe het er in Doornik aan toe ging, antwoordde Johan: “sulx kan met weinig woorden geschieden, want alles gaat nog sijn ouden gang.” Alles went, ook kanonschoten.
De zes militaire verslagen van Johan, geschreven tussen 1709 en 1716, zijn een nog onontgonnen schat. Probleem is dat de Friese auteur een ingenieus geheimschrift bedacht. De zelf bedachte symbolen daarin stonden voor de letters in het alfabet. Blijkens een haastig beklad velletje dat halverwege dit journaal is gestoken, is er een archiefmuis voor mij geweest die de code heeft gekraakt (waarvoor eeuwig dank). Omdat Johans verslagen beschreven zijn in een priegelig, pietepeuterig handschrift, is het monnikenwerk om alles uit te schrijven. Voor de doorzetter ligt er nog een kleine schat in het Tresoar.
Een gedachte over “Vanaf het front – 25 augustus”